Een tussenwervelschijf is opgebouwd uit een vezelige ring (annulus fibrosus) en een zachte kern (nucleus pulposus).
Slijtage (of degeneratie) van een tussenwervelschijf is een proces dat bij iedereen in de loop van zijn/haar leven in meerdere of mindere mate plaatsvindt. Dat kan (maar hoeft niet) aanleiding geven tot nekklachten.
Wanneer er degeneratie van een tussenwervelschijf optreedt, kan deze gaan uitpuilen. Soms komt er zelfs een scheurtje in de vezelring van de schijf waardoor stukken van de weke kern naar buiten kunnen worden geperst, meestal bij de plaats waar de zenuwwortel het wervelkanaal verlaat. In dat geval spreken we van een discushernia. Hierdoor kunnen zenuwen bekneld geraken.
Een beknelde zenuw door een hernia kan ernstige pijn in de armen veroorzaken of zelfs uitval van de zenuw, resulterend in krachtsverlies of een 'voos' gevoel.
De standaardbehandeling voor het verwijderen van een nekhernia bestaat uit het uitvoeren van een zogenaamde “microchirurgische anterieure discectomie en fusie”. Er wordt een kleine incisie gemaakt in een huidplooi in de halsregio. Via de bestaande ruimte tussen enerzijds de slokdarm en de luchtpijp en anderzijds de vaatzenuwbundel wordt de slechte tussenwervelschijf vrijgemaakt. Vervolgens wordt deze van voor naar achter verwijderd waardoor ten slotte ook de hernia weggenomen wordt.
Aansluitend wordt een fusie verricht. Hierbij wordt in de leeggemaakte tussenwervelruimte een kunststof blokje (kooi) geplaatst dat gevuld is met kunstbot. Soms wordt ook nog een klein plaatje met schroefjes gebruikt om extra stabiliteit te brengen en te zorgen dat de wervels snel aan elkaar groeien.
De ingreep duurt ongeveer anderhalf uur, afhankelijk van het aantal niveaus.